vrijdag 13 december 2024

In klusbroek naar de cyberoorlog

Afbeelding via Pixabay

Klussen is niet echt mijn hobby, maar soms moet het nu eenmaal, nietwaar. En als ik dan aan de slag ga, dan draag ik daarbij een broek die ik 36 jaar geleden kreeg uitgereikt als dienstplichtig militair. Onverwoestbaar dat spul. En dat ik er nog steeds in pas, zegt misschien ook iets over mij…

Weet je wat de overeenkomst is tussen mijn klusbroek en het internet? Het zijn er zelfs twee: ten eerste is het internet eveneens van militaire komaf, en ten tweede is het zo ontworpen dat het in principe minstens zo onverwoestbaar is als deze gevechtstenuebroek.

Het internet startte in 1969 (!) onder de naam ARPANET als project van het Amerikaanse ministerie van Defensie. Er was behoefte aan een robuust netwerk, dat niet afhankelijk zou zijn van een centraal systeem. Deze wens leverde een gedistribueerd systeem op, waardoor een bom op één server (het is dan het midden van de Koude Oorlog) niet de hele boel zou platleggen. Daar zijn ze aardig in geslaagd: ik kan me niet herinneren dat het internet als geheel ooit is uitgevallen. Dat gebeurde overigens lokaal wel in 2019 op de Tonga-eilanden, na een breuk in de glasvezelkabel naar Nieuw-Zeeland, lees ik op Wikipedia. Maar dat is dan ook precies een voorbeeld van hoe het niet moet: het idee achter de robuustheid is dat, wanneer een verbinding wegvalt, de data een andere route naar hun doel zoeken. Als je een eiland bent en via één kabel met de rest van de wereld bent verbonden, dan heb je een single point of failure in je systeem – en dat staat haaks op de filosofie achter het internet.

Hoewel Nederland geen eiland is, is ook ons internet niet zo onaantastbaar als je zou willen. Bijna al ons internationale verkeer loopt namelijk via één knooppunt, de Amsterdam Internet Exchange (AMS-IX). Als dat plat gaat, dan zijn er nog wel andere verbindingen met de buitenwereld, maar die zouden dan wel eens overbelast kunnen raken. Gelukkig is AMS-IX wel verdeeld over meerdere locaties, waardoor de kans, dat het knooppunt volledig uitvalt, niet zo groot is. In Nederland gebeurt ontzettend veel op het internet: kantoormensen kunnen thuis werken, we shoppen ons wezenloos en via sociale media staan we in contact met de rest van de wereld. Je moet er toch niet aan denken dat dit voor langer dan tien minuten verstoord raakt hè.

De secretaris-generaal van de NAVO liet ons deze week weten dat we ons mentaal moeten voorbereiden op een oorlog. Ik weet niet hoe dat bij jou binnenkwam, maar de uitspraak van Mark Rutte viel mij rauw op het dak. Oorlog, dat is iets uit de tijd van mijn ouders en speelt zich in onze tijd elders op de wereld af. Toegegeven, Oekraïne ligt op nog geen vijftienhonderd kilometer van mijn huis, maar dichterbij zal het toch niet komen? Dan roep ik toch even het boek Het is oorlog maar niemand die het ziet van Huib Modderkolk in herinnering. Rutte zal met zijn uitspraak niet direct aan een digitale oorlog hebben gedacht, maar feitelijk woedt die al jaren. De inlichtingendiensten noemen regelmatig het illustere kwartet Rusland, China, Iran en Noord-Korea als het gaat om statelijke actoren die ons aanvallen. Hun doelen zijn spionage, geld, ontwrichting, sabotage en beïnvloeding. Rutte pleit voor tanks en straaljagers, maar hopelijk fluistert hem ook iemand in dat digitale defensie een topprioriteit moet zijn. Vroeger gold dat je een oorlog had gewonnen als je het luchtruim beheerste. Tegenwoordig is macht over cyberspace minstens zo belangrijk. Een veilige digitale infrastructuur is veel minder tastbaar dan Leopards en F35’s – ik moet de eerste router in camouflagekleuren nog tegenkomen. Hopelijk leidt die onzichtbaarheid niet tot gebrek aan aandacht.

Op het label van mijn klusbroek staat de naam H. van Puijenbroek. Dat blijkt een textielfabrikant te zijn die al sinds 1925 een vaste leverancier van onze krijgsmacht is. Verder blijkt dat die broek voor € 49 te koop wordt aangeboden, als “zeldzame vondst”. En had ik de bijbehorende jassen maar niet weggegeven: die worden aangeboden voor bijna tweehonderd euro. Dan had ik ze nu verkocht en het geld in mijn oorlogskas kunnen stoppen. Want vanwege de geopolitieke dreigingen adviseren banken en ministers om contant geld in huis te hebben. Want als “ze” de boel hier lamleggen en we niet meer kunnen pinnen, willen we toch blijven eten. Gelukkig wordt fysiek geld door de meeste supermarkten nog steeds als ruilmiddel geaccepteerd. 

 

En in de grote boze buitenwereld …

Geen opmerkingen:

Een reactie posten