Foto van auteur |
Den
Haag, Ministerie van Justitie en Veiligheid. Vanaf de bovenste verdieping, de
36e, heb je een magnifiek uitzicht op de wijde omgeving. Zelfs op
een meteorologisch uitdagende dag als afgelopen maandag, met afwisselend zon,
sneeuwbuien en harde wind. Als je hier een vergadering hebt, dan moet je enig
tijdverlies wegens naar buiten kijken voor lief nemen (roep nou niet
“Raamambtenaren!” Jij zou ook naar buiten kijken). Maar er valt meer te
beleven.
Een
trappenhuis in een kantoor is vaak een saaie bedoening, want tja, zeker in een
hoog gebouw komt daar toch amper iemand. Maar daar, aan de Turfmarkt, hebben ze
de stootborden van de trap voorzien van spreuken. Op de trap tussen de 35e
en 36e verdieping is deze te lezen: Een ongeluk zit in een klein
hoekje. Het geluk zit in de rest.
Voor
mensen zoals ik, die zich beroepsmatig bezighouden met wat er allemaal mis kan
gaan, is de relativerende kracht van deze spreuk wellicht nog groter dan voor
‘gewone’ mensen. Wij zitten in dat kleine hoekje te speuren en te peuren,
terwijl we over het algemeen toch relatief weinig echt grote ellende zien. Ja,
er zijn regelmatig nieuwsberichten over datalekken, ransomware- en
DDoS-aanvallen en criminele phishing-acties, maar die zijn niet ontwrichtend.
Zelfs in Oekraïne, dat inmiddels al twee jaar zucht onder oorlogsgeweld en waar
het cybergedeelte van de oorlog nog veel eerder begon, werkt de digitale
maatschappij nog gewoon. Niet kapot te krijgen. Je zou dus kunnen denken dat we
over het algemeen niet in dat kleine hoekje zitten, maar op de rest van de
trap.
In
dat soort situaties roep ik altijd graag het jaar 2000 in herinnering, of
nauwkeuriger: de jaarwisseling naar het nieuwe millennium. Die ligt alweer
bijna een kwart eeuw achter ons, wat betekent dat er inmiddels een werkende
generatie is die deze overgang niet heeft meegemaakt. Welnu, jongelui, er was
heel wat gedoe, en dat gedoe had een naam: millenniumbug. Terwijl je deze blog
misschien wel op je smartphone leest, die in feite een best wel krachtige
computer is, kun je je bijna niet voorstellen dat computergeheugen in de vorige
eeuw een schaars goed was. Tegenwoordig is een gigabyte de kleinste eenheid
waar we over praten, maar destijds ging het om kilobytes. Dat scheelt zes
nullen, oftewel een factor miljoen. Waar je nu een USB-stick van 64 GB voor
minder dan een tientje koopt, moesten we het vroeger doen met floppy disks van
512 kB, die je kocht in doosjes van tien stuks. De volgende generatie, waar
1,44 MB op kon (ruim dubbel zoveel!), voelde als een forse sprong vooruit. Als
je een applicatie op je pc wilde installeren, was je diskjockey: zo’n product
werd geleverd op een stapeltje diskettes – zoals die dingen in het Nederlands
heten – die je stuk voor stuk moest invoeren. Downloaden moest nog worden
uitgevonden.
Opslaggeheugen
was schaars, en er werd op beknibbeld waar het maar kon. Bijvoorbeeld bij de
datum. Waarom zou je 1977 schrijven als 77 voldoende was? Zelfs buiten
computers om was dat gebruikelijk: ik leerde op school de datumnotatie
24-5-’65. Die apostrof duidde de eeuw aan, maar die kon je net zo goed
weglaten. In computers scheelde het toch maar weer mooi twee posities bij
iedere datum. Maar toen de eeuwwisseling naderde, kwam een probleem in zicht.
Opeens zou 31 niet meer vanzelfsprekend 1931 betekenen, maar kon het ook 2031
zijn. Computers zouden zich daarin verslikken, bijvoorbeeld als ze moesten
sorteren. Hemel en aarde werden bewogen om het onheil af te wenden. In
Nederland werd daar omgerekend en naar schatting negen miljard euro aan
gespendeerd, en wereldwijd driehonderd miljard dollar, aldus Wikipedia.
Toen de
kruitdampen van het vuurwerk verwaaid waren, bleek er maar weinig mis te zijn
gegaan. Er kwam veel kritiek: hebben we dan al dat geld voor niks uitgegeven?
Ik kan me nu nog behoorlijk opwinden over zoveel naïviteit. Want waarom ging
het zo goed, denk je? Door die mega-inspanning natuurlijk! Het is zo klaar als
een klontje: er is een probleem, je lost het op, gevaar afgewend. Op dit
abstractieniveau is het niet moeilijker dan dit.
Terug
naar de trap van JenV. Die spreuk, die klopt niet. Het gezegde een ongeluk
zit in een klein hoekje betekent: er kan gemakkelijk iets gebeuren. De
tweede zin van de trapspreuk doet daarentegen net alsof er amper ongelukken
gebeuren en de meeste dingen goed gaan. Dat het in de digitale maatschappij relatief
goed gaat, komt door alle maatregelen die worden getroffen om problemen te
voorkomen, én door snelle, adequate reactie als er toch iets gebeurt. De spreuk
op de trap zou dan ook moeten luiden: Een ongeluk zit in een klein hoekje. Pak
een bezem en veeg dat hoekje schoon.
En in de grote boze buitenwereld …
- zijn foreverdays veel erger dan 0-days.
- is een Russische student opgepakt omdat hij Oekraïne zou helpen met cyberaanvallen.
- rapt deze jongeman niet alleen over cybercrime, maar bedrijft hij het ook.
- wordt AI gebruikt om je te laten geloven dat een bekende je belt.
- circuleren tientallen miljoenen gestolen wachtwoorden al maandenlang op het internet.
- is de Fraudehelpdesk vooral een melddesk.
- kent zelfs informatiebeveiliging een geschiedenis.
- belicht dit onderzoek ransomware vanaf de slachtofferkant.
- is creditcardmaatschappij ICS beboet wegens het niet uitvoeren van een DPIA.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten