Afbeelding via Pixabay |
Begeleid door een felle herfstzon wandelde ik afgelopen dinsdag met een
teamgenoot door de afdeling Dinosaurussen van de dierentuin in Amersfoort. Gek
hè, dat een dierentuin, die over het algemeen levende wezens verzamelt, ook een
stukje bos heeft ingericht met beelden van al lang uitgestorven beesten. Net zo
gek als de aanwezigheid van een speeltuin, trouwens. Kwam je nou om dieren te
kijken of om te wippen?
Als je denkt dat onze aanwezigheid daar, tijdens werktijd, nog veel
vreemder is, dan moet je bedenken dat dierentuinen ook ruimtes hebben die ze
verhuren voor bijeenkomsten. En wij hadden die middag dus een bijeenkomst van
ons organisatieonderdeel, het CTO Office, verantwoordelijk voor de optimale en
effectieve inzet van technologie in de hele organisatie. Na een overzichtelijk
praatje van onze directeur (de chief
technology officer, ofwel CTO) moesten we in groepen uiteengaan om over een
bepaald thema te praten. Je kent dat wel: de groepen zijn vooraf zó
samengesteld, dat je vooral niet met eigen teamgenoten bij elkaar zit, zodat je
ook eens met andere mensen in contact komt. Ik zat – lekker puh – in een
groepje waarvan ik twee IT-architecten al kende; de een door het werk, de ander
door een praatje bij de koffieautomaat. De anderen, een licentiebeheerder en
een contractmanager, kende ik van gezicht.
Het thema, dat op ons bordje lag, heette: snel, beter, veiliger.
Technologie moet snel ter beschikking van onze medewerkers komen. Kennelijk mag
de kwaliteit daarbij ook wat omhoog en tja, het besef dat het veiliger moet is
gelukkig ook doorgedrongen tot de hogere echelons. In menige organisatie
betekent dat niet veel meer dan
comfortabel abstract roepen dat het veiliger moet, de werkvloer
achterlatend in een vertwijfeld “hoe dan?” Want het gat tussen de erkenning dat
het veiliger moet en de praktische uitwerking van zo’n oekaze heeft al gauw
canyoneske afmetingen. Welkom in het spanningsveld tussen ‘dat mag zo niet’ en
‘maar anders werkt het niet’.
Dat ze ons met dit thema aan het werk zetten, toont zowel lef als
de behoefte om er daadwerkelijk
invulling aan te geven. Het eerste wat wij opschreven, was dat je niet alleen
snel, beter en veiliger moet zijn, maar ook flexibel. Dat is als het ware de
katalysator die de andere drie eigenschappen een handje helpt. Flexibel in
combinatie met veiliger betekent dat je niet maximaal beveiligt, maar optimaal.
Dat betekent ook dat je in bepaalde situaties – ik denk bijvoorbeeld aan
testomgevingen – soepeler kunt zijn. Beveiligingsbeleid en -normatiek voorziet
daar echter niet in; dergelijke documenten lijken blind te zijn voor de
complexe omgeving van een grote ICT-organisatie.
Dat brengt ons bij risicobereidheid (in het Engels pakkend risk appetite geheten). Hoeveel risico
wil een organisatie nemen? Een bedrijf, dat dingen produceert met een korte
time to market, zal over het algemeen een grotere risicobereidheid hebben dan,
zeg, een overheidsinstantie. Dat product moet immers snel in de winkel liggen
en dan kun je je geen al te frivole beveiligingsoverhead veroorloven. Kijk maar
naar slimme apparaten zoals babyfoons, beveiligingscamera’s en broodroosters,
die van het internet of things een
gevaarlijke beestenboel maken.
Onze constatering was dat we meer moeten differentiëren in de risico’s
waarmee we te maken hebben. Daar hoort onlosmakelijk bij dat eenduidig
vaststaat wie waarvoor verantwoordelijk is. Een van de architecten wilde die
verantwoordelijkheid zo laag mogelijk beleggen. Ik wist hem ervan te overtuigen
dat we toch op z’n minst op het niveau van een afdelingshoofd moeten gaan
zitten, omdat anders het eigen belang te zwaar gaat wegen: als een team een
doel moet bereiken, dan zal een teammanager over het algemeen eerder bereid
zijn om risico’s te accepteren. Risico’s hebben echter de neiging om een
bredere uitwerking te hebben dan één team en moeten dus ook in die bredere
context gewogen worden. Enige afstand tot de werkvloer helpt daarbij.
Gisteren sprak ik een afdelingshoofd dat vaak te maken heeft met
risicobehandeling. We hebben namelijk een proces ingericht dat regelt dat
wanneer iemand iets wil dat volgens de regels niet mag maar wel (op dat moment)
nodig is om voortgang te waarborgen, moet opschrijven wat dat inhoudt en welk
risico de organisatie loopt. En dat formulier moet worden voorgelegd aan het
afdelingshoofd. Omdat het de laatste tijd de spuigaten uitloopt, gaat hij
actief de boer op om verandering te bewerkstelligen. Het nemen van die risico’s
is namelijk in veel gevallen niet echt nodig, mits men zich enige inspanning
wil getroosten om aan een robuuste oplossing te werken. Dit afdelingshoofd
neemt duidelijk zijn verantwoordelijkheid voor beveiliging, daarbij het belang
van de operatie niet uit het oog verliezend. Want beveiliging gaat óók over
beschikbaarheid.
Een andere dierentuingroep, die ook met het thema ‘snel, beter,
veiliger’ was belast, had opgeschreven: lees de Security (b)log! Dat is
natuurlijk een geweldige altijd-goed-actie.
En in de grote boze buitenwereld …
- legt Arjen Lubach uit wat ransomware is.
- valt het nog enigszins mee met de recent ontdekte bugs in OpenSSL.
- heeft TikTok-personeel in (onder andere) China toegang tot data van Europese gebruikers.
- is Dropbox gehackt via phishing.
- kan een datalek ook gewoon op papier.
- zouden de Russen de telefoon van de vorige Britse premier gehackt hebben.
- gaat de Amerikaanse overheid optreden tegen desinformatie op social media.
- wil het Rode Kruis een digitaal embleem, dat de IT van de organisatie in oorlogssituaties moet beschermen.
- heeft Oostenrijk een stokje gestoken voor een plan van de Europese Commissie om alle Europese chatberichten te controleren.
- verdiende dit bedrijf veel geld met het toepassen van dark patterns.
- stelen malafide PyPI-packages je inloggegevens.
- geeft de Amerikaanse overheid advies over multifactorauthenticatie die niet middels phishing kan worden omzeild.
- is de privacy zone van Strava niet waterdicht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten