vrijdag 28 maart 2025

De telefoon doet het niet

Afbeelding via Pixabay

Mijn opa en oma hadden telefoonnummer 1331. Die vier cijfers waren alles wat je nodig had om hen te bereiken. Belde je van verder weg, dan kwam daar nog netnummer 04454 voor.

De nummers van familie en vrienden wist je in die tijd uit je hoofd. Andere nummers had je in zo’n speciale telefoonklapper staan: je stelde een schuifje in op de eerste letter van de achternaam, drukte op een knop en het ding floepte open en toonde een kaartje met alle namen en nummers die bij die letter hoorden. Met de hand geschreven.

Thuis hadden we lange tijd helemaal geen telefoon. Daar kon je in de jaren zeventig prima mee leven. En die ene keer dat je echt iemand moest bellen, klopte je aan bij de buren. Je gaf ze dan een kwartje voor de kosten. Of je ging naar de telefooncel in het dorp. Ook daar had je kwartjes nodig. Dat waren belangrijke muntjes. Jammer dat ze er niet meer zijn.

Toen we uiteindelijk dan toch telefoon kregen, waren vier cijfers nog steeds voldoende. Wij hadden 4006. De PTT was de monopolist en iedereen had hetzelfde toestel: de T65, met draaischijf en krulsnoer. Het stond in de woonkamer en als je in de keuken bezig was, met de deur dicht, dan miste je wel eens een telefoontje. En dat wist je pas als de beller het later nog eens probeerde (“Waren jullie niet thuis?”). Daarom lieten mijn ouders diezelfde PTT een extra bel in de hal installeren. Daar betaalde je, net als voor de T65, huur voor.

Vele jaren later kocht ik – aarzelend – mijn eerste mobiele telefoon. Een Panasonic, met een antenne die zo’n twee centimeter boven het toestel uitstak. Het toestel had een klein LCD-display en fysieke toetsen. Je kon ermee bellen en sms’en. Vergeleken met de T65 was het aantal functies verdubbeld. Wow!

Kijk eens waar we nu staan. Zowat iedereen loopt de hele dag rond met een computer op zak, waarmee je toevallig ook kunt telefoneren. Dat kan op verschillende manieren. Via je simkaart (het ouderwetse bellen, met een telefoonnummer van maar liefst tien cijfers), maar ook – al dan niet met bewegende beelden – via andere apps. Je kunt er zelfs mee vergaderen, zo weten we sinds de coronapandemie – desnoods met mensen in alle uithoeken van de wereld. De meeste mensen hebben de vaste telefoon de deur uit gedaan. Of er nooit eentje gehad.

Maar wat als dat allemaal plotseling niet meer werkt? Niemand is meer bereikbaar, althans niet telefonisch. Je kunt alleen nog indirect met elkaar communiceren. Via e-mail of via chat-apps. Welke impact heeft dat op ons sociale en professionele bestaan? Tal van onderwerpen hebben baat bij live interactie; als die via mail moeten, dan kan het ‘gesprek’ gemakkelijk de verkeerde kant op gaan doordat de een de ander verkeerd begrijpt.

Als telefonie én videovergaderen langdurig zouden uitvallen, dan zouden we ongetwijfeld weer vaker naar kantoor gaan. Dan zou het weer zoals vroeger worden: maximaal één dag thuiswerken. Iedereen heeft zo zijn persoonlijke voorkeur, maar ik koester het thuiswerken. Een dag per week in het kippenhok zitten (en, toegegeven, ook zelf aan het geklets meedoen) is voor mij wel genoeg.

Wat doen we eraan om te voorkomen dat alles uitvalt? Diversiteit speelt een sleutelrol. We hebben in Nederland drie mobiele netwerken (Vodafone, Odido en KPN (de erfgenaam van de PTT!)). Alle andere aanbieders liften mee op deze netwerken. Het is voor organisaties financieel en vanuit beheeroogpunt aantrekkelijk om hun telefonie bij één aanbieder onder te brengen. Maar als daar dan een keer iets goed misgaat, dan heeft meteen de hele organisatie een black-out. Het zou dus beter zijn om je kansen te spreiden. Je zou dan zelfs zover moeten gaan dat de medewerkers van een team niet allemaal bij dezelfde aanbieder zitten. Ik zie een leuke administratieve uitdaging…

Maar is het de moeite waard? We hebben toch nooit langdurige uitval? Ik durf er in het huidige tijdsgewricht niet meer blindelings van uit te gaan dat dat zo blijft. Er spelen vreemde krachten in de wereld. Die krachten zouden er op enig moment baat bij kunnen hebben dat een land vleugellam wordt. Daar willen we liever niet aan denken. En juist daarom moeten we het wel doen.

 

En in de grote boze buitenwereld …

 

vrijdag 21 maart 2025

Boodschap nr. 2

 

Afbeelding via Pixabay

“Boodschap nr. 2? Doet dat a.u.b. thuis, want ons toilet raakt snel verstopt.”

Op weg naar huis van een korte vakantie deden we een cafetaria vlakbij huis aan, want we hadden geen eten in huis. En daar, op het verder keurige toilet, hing dus dat briefje. De tekst was ook in het Engels vertaald en daarbij veel chiquer geworden (“If you need to defecate…”). De tekst deed mij denken aan Belgische wegen. In plaats van het soms abominabele wegdek te herstellen, zetten ze er een bord bij: slecht wegdek.

Zo’n bord plaatsen is natuurlijk veel goedkoper dan het fixen van het probleem. Althans, op het eerste gezicht. Misschien mijden hongerige gasten in het vervolg deze cafetaria, omdat ze na een lange wandeling in de omgeving toch ergens met hun nr. 2 heen moeten voordat ze hun friet verorberen. Dat betekent omzetverlies. En in België slijten auto’s harder. Bovendien kan ik me voorstellen dat een slecht wegdek voor meer ongelukken zorgt: je verliest de macht over het stuur als je door een kuil rijdt, of je probeert die kuil juist te ontwijken en komt daardoor in botsing met een andere auto. Dat zorgt allemaal voor extra kosten, en misschien zelfs voor menselijk leed.

En als onze zuiderburen nu eens die wel erg uitbundige verlichting van ’s lands wegen zouden halveren, zouden ze dan geen geld overhouden om diezelfde wegen te herstellen? Dat ligt wat ingewikkelder. Mijn natuurkundedocent van lang geleden legde eens uit waarom de Belgen zoveel straatlantaarns hebben. Dat kwam door de aanleg van kerncentrales. Toen die er waren, had het land overcapaciteit. Je moet ergens heen met die elektriciteit, en daarom werden al die lantaarns geplant. Ook toen was er al sprake van netcongestie; de opgewekte stroom moest meteen opgemaakt worden. Ik heb trouwens geen idee of dat argument decennia later nog steeds van kracht is, maar ik vond het altijd een boeiende – want onverwachte – connectie.

Als je een probleem hebt, dan wil je dat liefst oplossen. Bijvoorbeeld door de oorzaak ervan weg te nemen. Als dat niet kan, omdat je er geen invloed op hebt, kun je maatregelen treffen om de negatieve gevolgen ervan te compenseren. En als ook dat niet kan, bijvoorbeeld omdat je er geen geld voor hebt, dan… Tja, dan kun je altijd nog waarschuwingsborden plaatsen.

Een voorbeeld waarbij het lastig is om de oorzaak weg te nemen, is cybercriminaliteit. Zeker, met enige regelmaat worden die boeven – net als hun analoge collega’s – opgepakt, maar het zijn er domweg teveel en bovendien opereren ze vaak vanuit het veilige buitenland, waar de Nederlandse sterke arm er nauwelijks grip op heeft (al zijn er zeldzame gevallen bekend waarin de Russische justitie haar medewerking verleende aan buitenlandse verzoeken om bijstand, bijvoorbeeld die zaak waarin een meterslang in het Russisch vertaald dossier in Moskou werd afgeleverd).

Omdat het wegnemen van de oorzaak dus knap lastig is, hebben we allerlei maatregelen om kwaadaardige acties te detecteren en onschadelijk te maken. Denk daarbij aan virusscanners, mailfilters en mensen die de boel in de gaten houden. Maar omdat dat allemaal niet voldoende is, moeten we iedereen vragen om alert te zijn. Phishing is daarbij het nr. 1 aandachtspunt, omdat één verkeerde muisklik een hele organisatie in het verderf kan storten. Dat klinkt dramatisch, maar zo is het wel. En er zijn meer onderwerpen waarvan alle gebruikers iets af moeten weten om een gezonde bedrijfsvoering te waarborgen.

Gelukkig is er honger naar informatie hierover. Ook de komende tijd ben ik bij diverse organisatieonderdelen te gast, die me gevraagd hebben om hun medewerkers te trakteren op een presentatie. Ik vraag dan altijd aan de organisatoren wat er bij hen leeft, waarover zij iets willen horen. Zo’n gesprek levert soms verrassende inzichten in het succes van awareness-inspanningen op. Zoals eerder deze week, toen ik met een collega sprak over een presentatie in hun team. De teamleden zijn trouwe lezers van de Security (b)log. Desondanks vergeet ook daar wel eens een hoogst enkele keer iemand om zijn werkplek te vergrendelen als hij even wegloopt. En dan roepen zijn collega’s: “Oe, als Patrick dit ziet…!” Fijn om te zien dat de boodschap goed overkomt.

 

En in de grote boze buitenwereld …

 

vrijdag 14 maart 2025

Au!

Afbeelding via Pixabay

Krak. Het geluid van een verdord twijgje dat het begeeft onder de voetstap van een boswandelaar. Alleen was het deze keer niet in het bos. En het was zeker geen twijgje.

We wonen nu op de kop af tien jaar in dit huis, en het bed staat al net zo lang op dezelfde plek. Maar toen ik onlangs de slaapkamer in liep, moet het bed een stapje vooruit hebben gezet. Krak. De poot van het bed vertoonde geen schade. Dat kon maar één ding betekenen: het geluid kwam uit mijn kleine teen. De meeste ongelukken zitten in een klein hoekje, zeggen ze. Of in een klein teentje, weet ik nu. Ach ja, dat botje groeit wel weer aan elkaar. (Maar vervelend is het wel.)

Een dag later kwam Maarten van Rossem, de altijd vrolijk mopperende ex-juryvoorzitter van De slimste mens, ongelukkig ten val. De historicus was gestruikeld over een Utrechtse stoeprand, pal voor het gebouw dat ten tijde van de oorlog dienst deed als hoofdkwartier van de NSB en waarin tegenwoordig een kinderopvang is gevestigd. Hij was verzonken in historische en ironische beschouwingen over het lot van een dergelijk gebouw. Gevolgen: gezicht kapot en knie bezeerd. Ik verkeerde die week dus in goed gezelschap, qua slachtoffer van je eigen onoplettendheid.

Hadden wij dan niet beter moeten uitkijken? Jazeker! Alleen: veel dingen doe je op de automatische piloot. Zoals gezegd, er is al tien jaar niets veranderd aan de inrichting van onze slaapkamer. En die stoeprand ligt daar waarschijnlijk ook al heel lang. Je kunt zo’n route blindelings duizend keer zonder ongelukken afleggen. En op die ene dag zet je je voet nét iets anders neer. Er zijn geen beelden van, ik kan het niet analyseren. Maar dat er een koersafwijking was, dat staat vast.

Ik heb eens iemand horen zeggen: lopen is gecontroleerd vallen. Je helt licht voorover en voorkomt een val door een been vooruit te brengen. Zo bezien is lopen dus een vrij onbeholpen activiteit voor tweevoeters. Vind je het dan gek dat we soms een misstap doen? Ongetwijfeld zijn hier dikke boeken over geschreven die het lezen al dan niet waard zijn, maar dit is geen blog over bewegingsleer en daarom laat ik dit onderwerp nu maar rusten.

In presentaties heb ik mijn gehoor wel eens aan het denken gezet over de wijze waarop ze een weg oversteken. Als je een auto ziet aankomen, dan maak je een inschatting of je nog kunt oversteken. Je baseert je daarbij op de afstand tot de auto en op zijn en jouw snelheid. Als je jezelf groen licht geeft, begin je te lopen. Maar nu doen we deze risicoanalyse – want dat is het – nog eens over, maar dan uitgebreider. Je beschouwt niet alleen afstand en snelheden, maar je houdt ook rekening met de mogelijkheid dat je struikelt. Je wijkt dus af van het goed-pad. Heeft de automobilist voldoende tijd om te remmen? Kan hij je überhaupt zien, of wordt hij gehinderd door duisternis of laagstaande zon? Of zit hij wellicht op z’n telefoon onder het rijden?

Neem je dergelijke factoren mee in je analyse, dan vergroot je waarschijnlijk de minimale afstand die de auto bij een zekere snelheid moet hebben, om met een veilig gevoel over te kunnen steken. Maar ja, wie doet zoiets nou? Ik kan het je vertellen: mensen die net een ongeluk hebben gehad. Want die hebben aan den lijve ondervonden hoe het fout kan gaan en wat daar de consequenties van zijn. En na verloop van tijd verwatert die verhoogde waakzaamheid weer, en daarmee neemt de kans op ongelukken weer toe.

In de informatiebeveiliging is het niet anders. Als er nooit iets gebeurt, dan verslapt de aandacht. En dan wordt het voor kwaadwillenden – onze standaard term voor iedereen die doelbewust iets met onze systemen en gegevens wil doen waar wij het niet mee eens zijn – gemakkelijker om hun ding te doen. Oefenen helpt tegen verslapte aandacht, maar wat je ook kan helpen, is het bedenken van scenario’s. Je hebt een bepaald belang dat je wilt beschermen en je probeert te bedenken hoe een kwaadwillende daar een aanval op zou uitvoeren. Dat kan soms tot verrassende inzichten en oplossingen leiden.

Mijn bed was geen kwaadwillende. Domme pech, zouden de meeste mensen zeggen. Voorlopig loop ik er in ieder geval met verhoogde eerbied langs. Ook op andere plaatsen zet ik mijn voeten momenteel veel bewuster neer. Dat kost best wat energie. Eigenlijk kijk ik er alvast naar uit dat mijn aandacht weer een beetje verslapt. Al hoop ik van harte dat dat bed nou eens op z’n plaats blijft staan.

 

En in de grote boze buitenwereld …